Verjaring en verval

Als u na langere tijd aanspraak op een recht wilt maken, loopt u het risico dat u uw vorderingsrecht door het enkele verstrijken van de tijd kwijt bent geraakt. In juridisch jargon is uw vorderingsrecht dan verjaard.

Verjaring houdt niet in dat de vordering verdwijnt: alleen kunt u bij de rechter geen nakoming meer eisen. Juridisch gezien wordt de vordering omgezet in een ‘natuurlijke’ verbintenis. Dit houdt bijvoorbeeld in dat u een verjaarde vordering wel kunt verrekenen met een schuld aan uw wederpartij of dat als de wederpartij per ongeluk betaalt, hij dat niet als ‘onverschuldigd betaald’ kan terugvorderen.

De ratio van de verjaringsregeling is de rechtszekerheid: je moet niet na enkele decennia geconfronteerd kunnen worden met vorderingen waar je niet meer op gerekend had of waarvan je de bewijsstukken niet meer hebt.

De algemene verjaringstermijn is 20 jaar. Volgens oud Hollands gebruik geldt de hoofdregel slechts voor een paar gevallen en gelden voor de meeste vorderingen andere termijnen.

Vorderingen tot vernietiging van een overeenkomst wegens dwaling of bedrog verjaren na 3 jaar. Voor een vordering tot nakoming van een overeenkomst geldt een termijn van 5 jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden.

Bij koopovereenkomsten gelden nog kortere termijnen, zo moet de verkoper vaak binnen 2 jaar betaling van de koopsom eisen en heeft de koper meestal maar 2 maanden na ontdekking de tijd om zich op verborgen gebreken te beroepen.

U kunt voorkómen dat een vordering verjaart door de verjaring te ‘stuiten’. Dat is een handeling waarmee u de lopende verjaringstermijn afbreekt en er een nieuwe termijn start. Er kan op meerdere manieren worden gestuit: als de schuldenaar de vordering erkent, als er een gerechtelijke procedure over de vordering wordt gestart (dagvaarding/verzoekschrift) of als u de tegenpartij schriftelijk laat weten dat u uw vordering handhaaft. U moet natuurlijk wel kunnen bewijzen dat uw stuitingsmededeling de wederpartij heeft bereikt (dus: aangetekend, fax, deurwaardersexploot).

Na geldige stuiting begint weer een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Ook die kan weer gestuit worden, zodat u nog lang door kunt gaan. De rechter kijkt niet uit zichzelf of de vordering van de eiser misschien verjaard is, dus als verweerder zult u daar een beroep op moeten doen.

Om het nog wat ingewikkelder te maken: voor sommige vorderingen geldt dat het doen van een stuitingsmededeling niet genoeg is, maar dat u binnen een bepaalde termijn een gerechtelijke procedure moet beginnen. Een soort niet-stuitbare verjaringstermijn dus. Die termijnen noemt men vervaltermijnen.

In het arbeidsrecht gelden onder de WWZ diverse vervaltermijnen, bijvoorbeeld 2 maanden voor het vernietigen van de opzegging of het aanspraak maken op een billijke vergoeding en 3 maanden voor het uitbetaald krijgen van de transitievergoeding of de aanzegvergoeding. Als het verzoekschrift 1 seconde na het eind van de vervaltermijn door de rechter is ontvangen, wordt de vordering van de eiser afgewezen.

De verjaring- en vervalregels zijn keihard: na het verstrijken van de termijn heb je geen vordering meer en er zijn bijna geen ‘verzachtende omstandigheden’ denkbaar. Daarnaast zijn de regelingen erg ingewikkeld.

Laat u daarom goed –door een advocaat die in verbintenissenrecht is gespecialiseerd- adviseren als u besluit om een vordering ‘even’ te laten rusten of als u zelf wordt geconfronteerd met een oudere kwestie. Het is voor u als eiser zuur als de rechter na een jarenlange procedure uw vordering afwijst omdat deze verjaard of vervallen is.

mr. Menno de Neef