Mogelijk toch recht op transitievergoeding- De Neef Advocaten

Mogelijk toch recht op transitievergoeding bij ontslag op staande voet

De wet bepaalt dat de werknemer recht heeft op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd én op initiatief van de werkgever wordt beëindigd. Daarop is één uitzondering: als het dienstverband wordt beëindigd omdat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft hij geen recht op een transitievergoeding.

Toch recht op een vergoeding
Als werkgever denkt u nu misschien: ‘Gelukkig, ik hoef mijn op staande voet ontslagen werknemer geen transitievergoeding te betalen’. Dit is echter niet zonder meer waar.

Op 30 maart 2018 heeft de Hoge Raad geoordeeld over een op staande voet ontslagen werknemer die aanspraak maakte op een transitievergoeding. Het ging om een werknemer die sinds april 1991 bij de werkgever werkte. Op grond van het bekende beleid mocht de werknemer niet onder invloed van alcohol op het werk verschijnen of werken. Dit deed hij toch, waarop een officiële waarschuwing volgde. Omdat hij daarna weer dronken op het werk verscheen, heeft de werkgever hem op staande voet ontslagen. De werknemer verzocht de kantonrechter het ontslag te vernietigen óf aan hem een billijke vergoeding én een transitievergoeding toe te kennen.

De kantonrechter in Den Haag oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag en dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld. Het ontslag was dus terecht gegeven en de werknemer kreeg niets. De werknemer is toen bij het Hof Den Haag in hoger beroep gegaan, maar ook daar ving hij bot. Het Hof hield de uitspraak van de kantonrechter in stand. De werknemer liet het er niet bij zitten en klopte aan bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof (30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:484). Volgens de Hoge Raad brengt het bestaan van een dringende reden voor ontslag niet per definitie ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer met zich mee. De rechter kan dus niet volstaan met het oordelen dat er sprake is van een dringende reden en dat dáárom sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer. Dat zijn twee afzonderlijke begrippen die de rechter afzonderlijk van elkaar moet toetsen. Het Hof (en kennelijk ook de kantonrechter) had dat niet gedaan, althans dat bleek niet uit de uitspraak. 

De Hoge Raad heeft de zaak daarom naar het Hof Amsterdam gestuurd om de zaak over te doen. U kunt er bij een ontslag op staande voet niet zonder meer van uit gaan dat er geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat het bestaan van een dringende reden niet inhoudt dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In veel gevallen zal er bij een dringende reden sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, maar dat hoeft dus niet altijd zo te zijn.

Het ontslagrecht is bijzonder lastig. Voordat u het weet heeft u een langlopend conflict met de kans dat u de werknemer nog lang op de loonlijst heeft staan en hem een aanzienlijke vergoeding moet betalen. Handel bij een voorgenomen ontslag op staande voet zorgvuldig en vraag altijd meteen om advies aan uw advocaat.