Het jaar 2024 stond in arbeidsrechtland voor een groot deel in het teken van de schijnzelfstandigheid van zzp-ers. Daarbij werd vooral aandacht besteed aan één van de drie spelers op het veld: de belastingdienst die per 1 januari 2025 weer actief controleert, met het risico op naheffingen van loonbelasting en sociale premies.

In minder mate is aandacht besteed aan de arbeidsrechtelijke gevolgen van de beoordeling dat mogelijk sprake is van schijnzelfstandigheid. Het is echter niet alleen de belastingdienst die kan vinden dat een zzp-er eigenlijk werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst. Ook de zzp-er zelf kan na enige tijd een arbeidsovereenkomst claimen en vorderingen tot vijf jaar terug bij zijn opdrachtgever-werkgever neerleggen. De zzp-er heeft daar de belastingdienst niet voor nodig en kan die claim zelf aan de rechter voorleggen.

In nog veel mindere mate is aandacht besteed aan de pensioenfondsen die ook de spreekwoordelijke vinger kunnen opsteken als zij vinden dat een zzp-er in dienst is en vervolgens zelfs tot 20 jaar terug aan niet afgedragen pensioenpremies kunnen claimen. Mogelijk komt dat omdat de pensioenfondsen zich weinig in de discussie hebben gemengd en zich vermoedelijk nog even stil houden totdat de overheid duidelijkheid heeft verschaft over het toetsingskader.

Van de zzp-ers en de pensioenfondsen hebben werkgevers mogelijk meer te vrezen dan van de belastingdienst. Laatstgenoemde heeft slechts ongeveer 80fte beschikbaar voor de controle en per dossier is er zo’n 40 uur nodig. Dat betekent ongeveer 4.000 zaken per jaar, terwijl de focus in het begin vooral zal liggen op sectoren als de zorg, bouw en onderwijs. 

Naar verwachting treedt op 1 januari 2026 de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) in werking, waarmee een toets voor de beoordeling van arbeidsrelaties wordt geïntroduceerd. In een (al aangepast) wetsvoorstel van eind 2024 werd gesproken over de WZOP-toets, aan de hand waarvan de balans tussen werknemerschap (W) en zelfstandigheid (Z) eerst werd beoordeeld en daarna pas werd gekeken naar het ondernemerschap van de zzp-er (OP). De Raad van State adviseerde negatief op dit wetsvoorstel. Omdat de Hoge Raad nog moest oordelen over de Uber-zaak is de aanpassing van het wetsvoorstel vervolgens uitgesteld. Inmiddels heeft de Hoge Raad in het Uber-arrest geoordeeld dat ondernemerschap vanaf het begin en op gelijkwaardige wijze moet worden meegewogen en aldus een volwaardig criterium is dat moet worden meegenomen bij de beoordeling of iemand werknemer of zzp-er is. Het wetsvoorstel voldoet daar dus niet aan. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom op 27 maart 2025 aangekondigd dat het wetsvoorstel weer wordt aangepast.

Naar verwachting wordt het opnieuw gewijzigde wetsvoorstel voor de zomer van 2025 ingediend.

× Neem contact op via WhatsApp