Slapende dienstverbanden wakker geschud. Werkgevers, zet u schrap - De Neef Advocaten
Slapende dienstverbanden wakker geschud. Werkgevers, zet u schrap - De Neef Advocaten

Slapende dienstverbanden wakker geschud. Werkgevers, zet u schrap!

Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of een werkgever een slapend dienstverband moet beëindigen, onder toekenning van een (transitie)vergoeding, als de werknemer hem dat vraagt. Volgens de Hoge Raad is dit het geval.

In de betreffende zaak kreeg de werknemer, in dienst bij een kalkzandsteenfabriek, rugklachten. Die rugklachten leidden er uiteindelijk toe dat de werknemer niet meer kon werken en duurzaam arbeidsongeschikt raakte. Op 9 januari 2018 was hij 104 weken ziek. Vanaf dat moment hoefde de werkgever geen loon meer door te betalen en ontving de werknemer een WIA-uitkering.

Hoewel de werkgever ná 104 weken ziekte het dienstverband kan beëindigen, liet de werkgever de arbeidsovereenkomst in stand. Daarmee werd het dienstverband een ‘slapend’ dienstverband: de arbeidsovereenkomst bestaat nog wel, maar de werknemer hoeft geen arbeid meer te verrichten en de werkgever hoeft geen loon meer te betalen. De werknemer was het daar niet mee eens en deed de werkgever een voorstel. Hij stelde voor dat het dienstverband werd beëindigd en maakte aanspraak op de transitievergoeding. De werkgever ging niet akkoord, waarna de werknemer de kwestie aan de rechter voor heeft gelegd.

De rechter heeft de Hoge Raad gevraagd duidelijkheid te verschaffen: moet een werkgever ingaan op een voorstel van de werknemer om het slapende dienstverband te beëindigen onder toekenning van een vergoeding? De Hoge Raad beantwoordde die vraag op 8 november jl. – in lijn met het eerder door de advocaat-generaal mw. mr. Ruth de Bock uitgebrachte advies – bevestigend.

De Hoge Raad legt uit dat de wetgever een einde wil maken aan slapende dienstverbanden. Werkgevers hebben daar bezwaar tegen, omdat als zij het dienstverband eindigen zij de transitievergoeding verschuldigd worden terwijl zij al twee jaar het loon hebben doorbetaald én zij re-integratiekosten hebben gemaakt. De Hoge Raad wijst er op dat door de wetgever aan die bezwaren tegemoet is gekomen door de Wet Compensatieregeling Transitievergoedingen die per 1 april 2020 in werking treedt, zie hierover mijn eerdere blog.

De Hoge Raad vervolgt dat tegen deze achtergrond een werkgever in beginsel verplicht is om een slapend dienstverband te beëindigen als de werknemer dat wil én de werkgever geen redelijk belang heeft bij het voortzetten van het dienstverband. Ook is de werkgever gehouden aan de werknemer een vergoeding toe te kennen.

Wil de werkgever niet ingaan op zo’n voorstel van de werknemer, dan zal hij moeten aantonen dat hij een redelijk belang heeft bij het voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Zo’n gerechtvaardigd belang kan volgens de Hoge Raad zijn het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden, maar niet het door de werknemer bijna bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd (als de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en de arbeidsovereenkomst wordt om die reden beëindigd is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd).

Met betrekking tot de hoogte van de vergoeding, merkt de Hoge Raad nog op dat die niet gelijk gesteld behoort te worden aan het bedrag dat door de werkgever op UWV verhaald kan worden bij toepassing van de Compensatieregeling Transitievergoeding, maar dat die vergoeding ten minste gelijk moet zijn aan de transitievergoeding die verschuldigd zou zijn bij beëindiging van het dienstverband op de eerste dag na het verstrijken van de hiervoor genoemde 104 weken.

Als gevolg van deze uitspraak zal het vast verzoeken regenen van werknemers met slapende dienstverbanden, die de transitievergoeding wensen te ontvangen. Die verzoeken zullen voornamelijk in de maanden november en december 2019 gedaan worden, omdat per 1 januari 2020 ook nog eens de opbouw van de hoogte van de transitievergoeding wijzigt en de 50-plussersregeling (die leidt tot een hogere transitievergoeding voor werknemers van 50 jaar die langer dan 10 jaar in dienst zijn) komt te vervallen.

Als werkgever kunt u – als u geen gerechtvaardigd belang heeft bij het voortduren van de arbeidsovereenkomst – een beroep doen op het niet (meteen) kunnen (voor)financieren van de vergoeding, zeker als u meerdere verzoeken verwacht. Zo kunt u tot 1 april 2020 aanbieden de vergoeding in termijnen te betalen of de betaling van de transitievergoeding op te schorten tot 1 april 2020.

Werkgevers, zet u schrap en vergeet u niet op tijd voor te bereiden op de aanvraag voor de compensatie bij UWV.

mr. Isis Henriquez-van de Wetering