Voor de lage WW-premie kom je als werkgever niet ‘zomaar’ in aanmerking. Let dus op en onderneem zo nodig vóór 1 april 2020 actie!

Hoge of lage WW-premie?
Inmiddels is de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) in werking getreden. In mijn blog van 17 november 2019 schreef ik al kort over de wijzigingen ten aanzien van de WW-premie:

De WW-premie is vanaf 1 januari 2020 afhankelijk van het soort arbeidscontract. De sectorpremie vervalt. Werkgevers betalen straks een lagere premie voor werknemers met een vast dienstverband en een hogere premie voor werknemers met een flexibel arbeidscontract.

De regering wil werkgevers hiermee stimuleren (eerder) een vast contract aan te gaan en hoopt zo het aantal flexibele dienstverbanden terug te dringen. De genoemde lage premie is voor 2020 vastgesteld op 2,94% en de hoge premie op 7,94%.

Vereisten voor de lage premie
‘Mooi, voor mijn werknemers met een vaste dienstverband geldt dus de lage premie’, denkt u nu misschien. Maar pas op: u zult moeten kunnen aantonen dat sprake is van een vast contract. Vereist is namelijk een schriftelijke overeenkomst, niet zijnde een oproepcontract:

Van een vast dienstverband is sprake als er een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is, die geen oproepovereenkomst is.

In de meeste gevallen vangt een dienstverband aan met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Zijn beide partijen tevreden dan gaat zo’n overeenkomst vaak stilzwijgend over in een overeenkomst voor onbepaalde tijd. De werknemer werkt door zonder dat de omzetting naar onbepaalde tijd schriftelijk wordt vastgelegd. In dergelijke gevallen betaalt de werkgever de hoge premie, want een schriftelijk contract waaruit blijkt dat er sprake is van een vast contract, ontbreekt.
Ook komt het regelmatig voor dat reeds jaren geleden aangevangen dienstverbanden nooit op schrift zijn gesteld of dat het contract over de jaren heen zoek is geraakt. Ook in die gevallen is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar zal de werkgever niet de lage WW-premie mogen betalen.

Samengevat gelden de volgende vereisten:

– er moet een schriftelijk contract zijn,
– dat door zowel de werkgever als de werknemer is ondertekend,
– dat is voorzien van een datum; en
– waaruit blijkt dat sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd, niet zijnde een oproepcontract.

Een logisch gevolg is ook dat het contract vervolgens in de loonadministratie moet worden bewaard.

Meer tijd nodig
Werkgeversorganisaties hebben bij de minister geklaagd dat niet alle werkgevers op tijd (dat wil zeggen vóór 1 januari 2020) zouden kunnen voldoen aan de hiervoor genoemde vereisten voor de lage premie. Werkgevers zullen per werknemer moeten controleren of zij aan de vereisten voldoen (is er een schriftelijk contract dat voldoet aan de voorwaarden?) en zo niet, dan zullen zij dat alsnog in orde moeten maken willen zij de lage premie mogen afdragen. Hoe? Door alsnog een schriftelijke arbeidsovereenkomst op te (laten) stellen en deze vervolgens door zowel de werkgever als de werknemer te laten ondertekenen. Dat brengt een administratieve last met zich mee. Daarnaast bestaat de kans dat de werknemer niet mee zal werken aan het ondertekenen van het ‘nieuwe’ contract.

Minister is werkgevers tegemoet gekomen
Naar aanleiding van deze klachten is de minister de werkgevers tegemoet gekomen.
Ten eerste hoeven werkgevers niet een geheel nieuw arbeidscontract op te (laten) stellen. Zij kunnen ook volstaan met een door zowel de werkgever als de werknemer ondertekend addendum bij het reeds bestaande contract (voor bepaalde tijd), waaruit blijkt dat inmiddels sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Dat geldt ook als de originele arbeidsovereenkomst nooit op schrift gesteld is of het oude contract niet (meer) in de administratie van de werkgever beschikbaar is.

Ten tweede heeft de minister werkgevers drie maanden extra de tijd gegeven om hun administratie met het oog op de WW-premie op orde te krijgen. U heeft dus tot 1 april 2020 de tijd: ofwel het moet uiterlijk op 31 maart 2020 geregeld zijn.

Ten derde blijkt uit het kennisdocument van de rijksoverheid dat het arbeidscontract of het hiervoor genoemde addendum ook digitaal overeengekomen kan worden. Zo mag er sprake zijn van een digitale handtekening of kan de instemming van de werknemer ook per e-mail worden gegeven of middels een HR-systeem.

Regel het uiterlijk 31 maart 2020

Werkgevers mogen voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd (niet zijnde een oproepcontract) de lage WW-premie afdragen, óók als deze nog niet voldoet aan de hiervoor genoemde vereisten. Deze werkgevers kunnen in de loonaangifte bij ‘schriftelijke arbeidsovereenkomst’ ‘ja’ invullen.

Maar dit geldt alleen voor op 1 januari 2020 reeds bestaande dienstverbanden. Voor arbeidsovereenkomsten die zijn gesloten ná 1 januari 2020 geldt dit dus niet. Voor deze situaties had de werkgever immers ‘beter moeten weten’ en meteen een arbeidscontract op moeten (laten) stellen en laten ondertekenen.

De werkgever moet vervolgens uiterlijk op 31 maart 2020 een door zowel werkgever als werknemer (digitaal) ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst of een door hen beide (digitaal) ondertekende schriftelijk addendum voor handen te hebben, waaruit blijkt dat de werknemer reeds op 31 december 2019 voor onbepaalde tijd in dienst was.
Heeft de werkgever niet vóór 1 april 2020 aan de genoemde voorwaarden voldaan én is het dienstverband ná 31 maart 2020 voorgezet, dan is de werkgever met terugwerkende kracht – vanaf 1 januari 2020 – alsnog de hoge WW-premie verschuldigd. Oók als de werknemer wel ‘gewoon’ een vast dienstverband heeft. Het gaat er immers om dat de werkgever dat ook moet kunnen aantonen.

Uitzonderingen

In de volgende situaties mag de werkgever overigens altijd de lage WW-premie afdragen.
1. Als er een praktijkovereenkomst wordt aangegaan met een BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg)-leerling, die praktijkovereenkomst is voorzien van een datum en de werkgever gaat met deze zelfde leerling een arbeidsovereenkomst aan.
2. Als de werkgever een arbeidsovereenkomst sluit voor bepaalde of onbepaalde tijd – dit mag ook een oproepcontract zijn – met een werknemer jonger dan 21 jaar, die maximaal 48 uur per aangiftetijdvak van vier weken of 52 uur per aangiftetijdvak van een kalendermaand verloond heeft gekregen. Zo kan het voorkomen dat de werkgever het ene aangiftetijdvak de lage WW-premie en het andere aangiftetijdvak de hoge WW-premie – namelijk waarin meer dan 48 of 52 uren verloond zijn – moet betalen.
3. Over uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen (WW, ZW, WIA, WAO, WAZO) betaalt de werkgever de lage WW-premie.

De klok tikt door

Wilt u de lage WW-premie kunnen (blijven) afdragen, zorg er dan voor dat uw administratie uiterlijk op 31 maart 2020 op orde is en uw arbeidscontracten aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Voor meer informatie en het opstellen van een arbeidscontract of addendum, kunt u terecht bij mr. Menno de Neef of mr. Isis Henriquez-van de Wetering (0186 – 751680 of info@deneefadvocaten.nl)